Ga naar de inhoud

Angstklachten

Onderzoek laat dat zien dat het mogelijk is om een angstniveau met meer dan de helft te verlagen door 8 weken lang 3 keer per week 30 minuten te hardlopen. Het gaat daarbij om hardlopen op een matige intensiteit. Dit is ongeveer een 7 op een schaal van 1 tot 10, waarbij 1 helemaal niet intensief is, en 10 het zwaarste dat je aan kunt.

Een ander onderzoek liet studenten 2 weken lang 3 keer per week 20 minuten hardlopen op een matig intensieve intensiteit. Daarbij bleken zowel mannen als vrouwen gemiddeld bijna driekwart minder paniek- en angstklachten te krijgen. Voor mannen viel dit iets hoger uit dan voor vrouwen, al was het verschil tussen deze groepen te verwaarlozen.

Weer een ander onderzoek liet zien dat sporten op een continue intensiteit beter werkt tegen deze klachten dan intervaltrainingen. Dit onderzoek gaf aanwijzingen dat intervaltrainingen zelfs een negatief kunnen hebben in plaats van een positief effect. Echter, het is daarbij belangrijk om te onthouden dat bij dit de deelnemers al een relatief laag angstniveau hadden en de resultaten dus met een korreltje zout genomen moeten worden.

Biedt alleen hardlopen relaas? Nee. Zo wijst een ander onderzoek uit dat krachttraining tot hetzelfde resultaat op dit gebied kan opleveren als hardlopen. Dit onderzoek liet zien dat 2 keer per week naar de sportschool gaan al na 6 weken een groot effect is op angst- en paniekklachten oplevert. Helaas zijn er nog weinig andere onderzoeken die dit effect van krachtsport ondersteunen.

Ook blijkt uit onderzoeken dat vormen van yoga en tai chi een groot effect kunnen hebben op stressklachten. Sommige onderzoeken spreken over een verbetering van ruim een kwart tot bijna een derde op vragenlijsten die meten hoeveel angstklachten iemand heeft. Deze onderzoeken gaan uit van 12 weken lang, 1 tot 5 uur per week yoga of tai chi.

Meer hierover in het literatuuronderzoek Het effect van sport en bewegen op angst- en paniekstoornissen en stress (2020) wat Bob Gras in opdracht van Stichting Bewegen voor je Brein heeft uitgevoerd.

Een groot verschil tussen de combinatie van beweging en anti-angstmedicijnen en alléén medicijnen, is dat medicijnen als benzodiazepine – en alcohol als vorm van zelfmedicatie – de angst snel smoren, maar er niet voor zorgen dat je een andere reactie op angst aanleert.

Tot slot hieronder enkele citaten uit het toonaangevende handboek Leefstijlpsychiatrie (2022). In dit handboek wordt uitgebreid aandacht besteed aan de effecten van fysieke activiteit, sedentair gedrag en fysieke fitheid in de preventie en behandeling van psychiatrische aandoeningen. Hieronder enkele citaten uit hoofdstuk 3.2.2. Angststoornissen en trauma- en stressgerelateerde stoornissen:

Preventief

Een groot overzichtsartikel waarin in totaal bijna 70.000 mensen gemiddeld drieënhalf jaar werden gevolgd toonde aan dat meer fysieke activiteit een lager risico gaf op het ontstaan van angstsymptomen en angststoornissen (33). Dit lagere risico geldt voor zowel kinderen/adolescenten (48% minder kans) en volwassenen (-18,5%) als ouderen (-41%) en vooral bij agorafobie en post-traumatische-stressstoornissen (PTSS). Een soortgelijke studie vond een beschermend effect van meer bewegen voor angstsymptomen, een gediagnosticeerde angststoornis en gegeneraliseerde-angststoornissen (34).
Daarnaast laten populatiebrede cohortstudies bij zowel adolescenten en volwassenen zien dat meer sedentair gedrag gerelateerd is aan meer angstsymptomen, onafhankelijk van de hoeveelheid beweging (35, 36). Het aantal studies dat keek naar het verband tussen fysieke fitheid en het ontstaan van angst is beperkt, maar geeft bij adolescenten en (jong)volwassenen samenhangt met een hoger risico op angstsymptomen en -stoornissen (202122)

Behandeling

Recente studies laten zien dat beweeginterventies effectief zijn in het verbeteren van symptomen bij angststoornissen, vergeleken met niet-actieve controlecondities zoals gebruikelijke (medicamenteuze) behandeling, wachtlijst of sociale activiteiten zonder fysieke activiteit. Dit geldt met name voor volwassenen met een paniekstoornis, gegeneraliseerde-angststoornis, PTSS en social fobie, en bij mensen die behandeling ontvingen voor angst in de eerstelijnszorg (24).