Ga naar de inhoud

BDNF

Aerobe training doet de hoeveelheid BDNF toenemen en verbetert de werking van BDNF.
BDNF staat voor brain-derived neurotrophic factor. BDNF is een neurotrofine: een stof die de beschadiging van neuronen voorkomt én herstelt. BDNF en endorfine zijn de voornaamste beschermers en herstellers van de hippocampus. Ze neutraliseren de toxische invloed van stress (cortisol) op de hippocampus. De werking van BDNF wordt gemoduleerd door de MOR– en DOR–receptoren van het endorfinesysteem. Dit betekent dat door een verminderde gevoeligheid (resistentie) van het endorfinesysteem de herstellende werking van BDNF afneemt (zie ook R).

BDNF is actief in de hippocampus, de cortex en de prefrontale hersenen.
Maar wat doet BDNF zoal?

  • BDNF is een neurotrofine: een stof die de beschadiging van neuronen voorkomt én herstelt. Een stof die ook een noodzakelijk ingrediënt is voor het aanmaken van nieuwe zenuwcellen.
  • BDNF werkt beschermend en herstellend op de hippocampus. Zo neutraliseert het de toxische invloed van stress (cortisol) op de hippocampus.
  • BDNF is betrokken bij het kortetermijn- én het langetermijngeheugen.
  • BDNF is een dopaminestimulator, wat betekent dat het activeren van BDNF leidt tot een verhoogde afgifte van dopamine. (Deze rol is overigens ook weggelegd voor insuline en endorfine).
  • BDNF heeft daarmee een motiverende en antidepressieve werking.
  • BDNF helpt de hersenen om de opname van IGF-1 te verhogen.

Zie ook
Intense exercise increases circulating endocannabinoid and BDNF levels in humans–possible implications for reward and depression

BDNF verzamelt zich in reservepoelen in de nabijheid van de synapsen en wordt vrijgelaten als het bloed sneller gaat pompen.
Gedurende dit proces wordt een aantal hormonen in het lichaam opgeroepen om te helpen: de neurotrofines IGF-1 (insulinegelijkende groeifactor), VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor) en FGF-2 (fibroblast groeifactor).

Toename BDNF en BDNF-gevoeligheid

Spieractiviteit blijkt o.a. de productie van én de gevoeligheid voor BNDF in de hersenen te verhogen >> lees verder. BDNF reguleert onder meer de neurale ontwikkeling en moduleert de synaptische plasticiteit. BDNF speelt een centrale rol in de groei en het onderhoud van neuronen. Met name de werking van BDNF op onze hippocampus is van groot belang in bovenbeschreven veranderingen in onze hersenen.

Een tekort aan BDNF blijkt een rol te spelen bij de ziekte van Parkinson en dementie. Een verminderde werking van BDNF is onder andere te zien bij geheugenproblemen, depressie, dementie , de ziekte van Parksinson , epilepsie, schizofrenie, OCS , en eetstoornissen .
Omgekeerd heeft BDNF een antidepressieve werking.

Beweging en het geheugen

Chronische stress speelt een belangrijke rol in de verslechtering van het geheugen. Hierbij zijn twee mechanismen van belang. Enerzijds zorgt stress voor een toename van endorfine en BDNF, twee stoffen met een antistresseffect. Langdurige belasting van deze twee stoffen veroorzaakt resistentie, waardoor cortisol (het langzame antistresshormoon) de stressreactie via het activeren van de hippocampus moet stopzetten. Maar cortisol is een neurotoxische stof, die bij te grote hoeveelheden de hippocampus beschadigt, waardoor de stresshormonen continu actief blijven. De symptomen van een verminderde werking van de hippocampus zijn onder andere geheugenproblemen, depressie en angststoornissen (bron 1, bron 2, bron 3, bron 4) . Uit onderzoek blijkt dat aerobe beweging de verminderde gevoeligheid (resistentie) van het endorfinesysteem kan verminderen en daarmee de herstellende werking van BDNF helpt toenemen (bij een verminderde gevoeligheid (resistentie) van het endorfinesysteem neemt de herstellende werking van BDNF af).
Endorfine en BDNF zijn twee neurotrofe stoffen die herstel of neurogenese van de hippocampus bewerkstelligen (bron). Op deze manier dragen ze o.a. bij tot een verbetering van het geheugen .

Exorfinen en andere opioïden zorgen voor een vergelijkbare cyclus. Ze veroorzaken endorfineresistentie, wat leidt tot een toename van cortisol en een afgenomen werking van de hippocampus. Dit betekent dat een ernstige exorfinenbelasting de gunstige effecten van beweging ongedaan kan maken, vooral als we bedenken dat de exorfinenactiviteit in de hersenen in dezelfde hoeveelheid tien maal sterker is dan morfine .

Beweging en depressie

Wie depressief is of last heeft van angststoornissen of paniekaanvallen hoeft niet meteen te grijpen naar geneesmiddelen. Uit onderzoek blijkt dat sport een beter antidepressief effect heeft dan pillen. Aerobe training (3) zorgt voor een verbetering van het endorfinesysteem en verhoogt de afgifte van BDNF, een stof met een directe antidepressieve werking (4).
Alles met mate: overtraining verlaagt namelijk de werking van endorfine en verergert daarmee juist de depressieve gevoelens. Te zware of chronische (zware) inspanning (anaerobe training) veroorzaakt namelijk een sterke toename van de stresshormonen en endorfine, die hier fungeert als een direct antistresshormoon (bron 1 en bron 2). Chronische belasting van het endorfinesysteem vermindert de gevoeligheid voor endorfine (= resistentie) doordat het aantal endorfinereceptoren afneemt (= desensitisatie) (bron 1 en bron 2) .

Voetnoten:
(1.) De volgende onderzoeken bevestigen dat aerobe training de werking van BDNF verbetert:

(2.) Een neurotrofe stof of neurotrofine wordt geproduceerd door de zenuwcellen (neuronen) en gliacellen. Ze zorgen ervoor dat cellen kunnen overleven, differentiëren en groeien. In de hippocampus zorgen ze er bijvoorbeeld voor dat uit stamcellen zenuwcellen worden gevormd. Dit is een belangrijke bescherming tegen de toxische invloed van cortisol (bij teveel stress). Zie ook onze pagina over neurotrofines..

(3.) De optimale/ideale hartslag voor aerobe training is 70% – 80% van je maximale hartslag. Als voorbeeld nemen we een man van 40 jaar met een maximale hartslag van 180. In zijn geval is 70-80 % van zijn maximale hartslag 126 – 144 slagen per minuut.

(4.) Zie Intense exercise increases circulating endocannabinoid and BDNF levels in humans–possible implications for reward and depression